pensioneert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pen·si·o·neert

Werkwoord

vervoeging van
pensioneren

pensioneert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pensioneren
    • Jij pensioneert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pensioneren
    • Hij pensioneert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van pensioneren
    • Pensioneert!