penaliseert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pe·na·li·seert

Werkwoord

vervoeging van
penaliseren

penaliseert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van penaliseren
    • Jij penaliseert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van penaliseren
    • Hij penaliseert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van penaliseren
    • Penaliseert!