parfumeur
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- par·fu·meur
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van parfumeren met het achtervoegsel -eur[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | parfumeur | parfumeurs |
verkleinwoord | parfumeurtje | parfumeurtjes |
Zelfstandig naamwoord
de parfumeur m
- (beroep) iemand die parfums ontwerpt
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord parfumeur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "parfumeur" herkend door:
87 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be