parelhoen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Een parelhoen.
Uitspraak
Woordafbreking
  • pa·rel·hoen
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord parelhoen parelhoenders
parelhoenderen
verkleinwoord parelhoentje parelhoentjes

Zelfstandig naamwoord

het parelhoeno

  1. (hoendervogels) benaming voor vogels uit het geslacht Numididae op Wikispecies
      Zo vergelijkt ook Jeremias, Hoofdst. XVII: 6. den geheel verlaaten en hulploozen met het parelhoen in de woestijn.[3]
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. parelhoen op website: Etymologiebank.nl
  3. Bronlink Weblink bron
    Michaelis, Johann David
    “Nieuwe overzetting des Ouden Testaments, met aanmerkingen voor ongeleerden.” (1794), Blussé, Abraham Dordrecht, 1748-1806
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be