pangi
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- pan·gi
Woordherkomst en -opbouw
- uit het Surinaams - Nederlands
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | pangi | pangi's |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
pangi
- (kleding) omslagdoek voor vrouwen
- ▸ Veelal worden de meisjes tussen hun zestiende en negentiende jaar levensjaar geïnitieerd tot volwassene en dragen vanaf dat moment een pangi.[1]
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord pangi staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “Inwijdingsrituelen van Surinaamse marrons” (geraadpleegd 7 september 2021), Wikipedia