overwinteraar
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- over·win·te·raar
Woordherkomst en -opbouw
Naamwoord van handeling van overwinteren met het achtervoegsel -aar
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | overwinteraar | overwinteraars |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de overwinteraar m
- iemand die gedurende de winter in een warmer gebied blijft
Gangbaarheid
- Het woord overwinteraar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.