overtraden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • over·tra·den

Werkwoord

vervoeging van
overtreden

overtraden

  1. meervoud verleden tijd van overtreden
    • Wij overtraden. 
    • Jullie overtraden. 
    • Zij overtraden. 
Verwante begrippen

Werkwoord

vervoeging van
overtreden

overtraden

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van overtreden
    • ...dat wij overtraden. 
    • ...dat jullie overtraden. 
    • ...dat zij overtraden.