overspeelt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • over·speelt

Werkwoord

vervoeging van
overspelen

overspeelt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overspelen
    • ... dat jij overspeelt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overspelen
    • ... dat hij overspeelt. 
vervoeging van
overspelen

overspeelt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overspelen
    • Jij overspeelt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overspelen
    • Hij overspeelt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van overspelen
    • Overspeelt!