overrulet

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • over·rulet

Werkwoord

vervoeging van
overrulen

overrulet

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overrulen
    • Jij overrulet. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overrulen
    • Hij overrulet. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van overrulen
    • Overrulet!