overrijdt
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- over·rijdt
Werkwoord
vervoeging van |
---|
overrijden |
overrijdt
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overrijden
- Jij overrijdt.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overrijden
- Hij overrijdt.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van overrijden
- Overrijdt!
Verwante begrippen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
overrijden |
overrijdt
- (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overrijden
- ... dat jij overrijdt.
- (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overrijden
- ... dat hij overrijdt.