overnoemt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • over·noemt

Werkwoord

vervoeging van
overnoemen

overnoemt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overnoemen
    • Jij overnoemt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overnoemen
    • Hij overnoemt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van overnoemen
    • Overnoemt!