overloopt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • over·loopt

Werkwoord

vervoeging van
overlopen

overloopt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overlopen
    • Jij overloopt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overlopen
    • Hij overloopt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van overlopen
    • Overloopt! 
Verwante begrippen

Werkwoord

vervoeging van
overlopen

overloopt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overlopen
    • ... dat jij overloopt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overlopen
    • ... dat hij overloopt.