overhoort

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • over·hoort

Werkwoord

vervoeging van
overhoren

overhoort

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overhoren
    • Jij overhoort. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overhoren
    • Hij overhoort. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van overhoren
    • Overhoort!