overheidsbudget

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • over·heids·bud·get
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord overheidsbudget overheidsbudgets
overheidsbudgetten
verkleinwoord overheidsbudgetje overheidsbudgetjes

Zelfstandig naamwoord

het overheidsbudgeto

  1. de financiële middelen waarover de overheid beschikt
     Net als in het Rusland van nu wist ze, als gevolg van het uitblijven van successen bij het opsporen van terroristen, steeds grotere bevoegdheden en steeds meer overheidsbudget te krijgen.[2]
     "Ook daar krijgt Ardern veel waardering voor", vertelt Gabeler. "Al is er wel wat kritiek omdat de kosten van het terugkopen van die wapens door de overheid hoger uitvallen dan eerder werd gezegd." De kosten komen neer op omgerekend 180 miljoen euro, zo'n 7,5 procent van het jaarlijkse overheidsbudget. Bovendien is al eerder opgeroepen tot strengere wapenwetgeving, onder meer door de politievakbond.[3]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Het brilletje van Tsjechov : reizen door Rusland” (2014), Atlas Contact op Wikipedia, ISBN 9789045024875
  3. Bronlink geraadpleegd op 22 april 2022 Weblink bron “Een terroristische aanslag leidt vaak tot harde woorden. Niet in Nieuw-Zeeland” (06-04-2019), NOS