ouwehoert
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ou·we·hoert
Werkwoord
vervoeging van |
---|
ouwehoeren |
ouwehoert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ouwehoeren
- Jij ouwehoert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ouwehoeren
- Hij ouwehoert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van ouwehoeren
- Ouwehoert!