orthogonaal

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • or·tho·go·naal
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van het Griekse 'gōníā' hoek met het voorvoegsel ortho- en met het achtervoegsel -aal
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen orthogonaal orthogonaler orthogonaalst
verbogen orthogonale orthogonalere orthogonaalste
partitief orthogonaals orthogonalers -

Bijvoeglijk naamwoord

orthogonaal

  1. (meetkunde) rechthoekig
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

47 % van de Nederlanders;
64 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be