orkestreert
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: orkestreert (hulp, bestand)
Woordafbreking
- or·kes·treert
Werkwoord
vervoeging van |
---|
orkestreren |
orkestreert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van orkestreren
- Jij orkestreert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van orkestreren
- Hij orkestreert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van orkestreren
- Orkestreert!