ordonnans
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- or·don·nans
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘militair die bevelen moet overbrengen’ voor het eerst aangetroffen in 1852 [1] [2][3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ordonnans | ordonnansen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de ordonnans m
- (militair) militair die als taak heeft berichten, bevelen en rapporten over te brengen
- Hubert Zafke wordt beschuldigd van medeplichtigheid aan de massamoord op minstens 3.681 mensen in 1944. Hij was toen ordonnans, aldus de aanklacht. 'Voor ons is het duidelijk dat hij zich schuldig heeft gemaakt', zei aanklager Thomas Bardenhagen. [4]
- Een dag voor de wedstrijd kreeg Mathisen bezoek van een ordonnans die van koningin Maud de amulet bij de schaatser af moest leveren. De schaatser was geroerd door het gebaar, schreef hij in zijn autobiografie. [5]
Gangbaarheid
- Het woord ordonnans staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ordonnans" herkend door:
63 % | van de Nederlanders; |
71 % | van de Vlamingen.[6] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "ordonnans" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ ordonnans op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ de Standaard 29/02/2016 door (kdr)
- ↑ NRC Ward op den Brouw 10 november 2003
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be