opvulling

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

0:40 opvulling van sigaren met vulsel of binnengoed
Uitspraak
Woordafbreking
  • op·vul·ling
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord opvulling opvullingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de opvullingv

  1. waarmee iets vol gemaakt kan worden
    • “Ik laat mijn eigen kleinkinderen gewoon op kunstgras spelen”, zegt bestuurder Kees van Oostenrijk van Band en Milieu, de organisatie die verantwoordelijk is voor de inzameling en het hergebruik van alle acht miljoen afgedankte banden per jaar in Nederland. Het rubbergranulaat op kunstgrasvelden speelt een belangrijke rol in de recyclingketen van de bandenindustrie. Van het materiaal van ingezamelde banden wordt 70 procent hergebruikt, waarvan een groot deel als opvulling in kunstgras. [2] 
    • De opvulling van de gaten in het lesrooster is heel lastig voor scholen. 
Synoniemen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Bas Tooms 21 oktober 2016
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be