opsomt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·somt

Werkwoord

vervoeging van
opsommen

opsomt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opsommen
    • ... dat jij opsomt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opsommen
    • ... dat hij opsomt.