opsmukte

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·smuk·te

Werkwoord

vervoeging van
opsmukken

opsmukte

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van opsmukken
    • ... dat ik opsmukte. 
    • ... dat jij opsmukte. 
    • ... dat hij, zij, het opsmukte.