opsloten
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- op·slo·ten
Werkwoord
vervoeging van |
---|
opsluiten |
opsloten
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van opsluiten
- ...dat wij opsloten.
- ...dat jullie opsloten.
- ...dat zij opsloten.
- ...dat wij opsloten.
vervoeging van |
---|
opsluiten |
opsloten