opponente

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·po·nen·te
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord opponente opponentes
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de opponentev

  1. (sport) tegenstandster in een wedstrijd
     Haar finale tegen Jelena Ostapenko kende een grillig verloop. Gauff won de eerste set, waarna Ostapenko, de winnares van Roland Garros in 2017, de regie overnam en de partij na twee sets weer in evenwicht was. In de derde set blies Gauff vervolgens haar opponente weer van de baan (6-3, 1-6, 6-2).[1]
     Eenmaal in de finale tikte Polling in de verlenging af na een verwurging en ging het goud naar Ono. Op papier was de Japanse judoka (de nummer 22 van de wereld) Pollings minste opponente, maar op de tatami bleek zij toch te sterk voor de viervoudig Europees kampioene.[2]
  2. vrouwelijke tegenstandster in een debat
  3. vrouwelijk lid van een promotiecommissie bij een wetenschappelijke promotie die als taak heeft het proefschrift kritisch te lezen en de promovendus kritisch te bevragen
  4. vrouwelijke tegenstander in een rechtszaak
Synoniemen
Verwante begrippen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 9 november 2022 Weblink bron
    NOS Sport
    “Gauff (15) maakt sensatie compleet met winst in grillige WTA-finale” (Zondag 13 oktober 2019, 22:32), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 9 november 2022 Weblink bron
    NOS Sport
    “Judoka Polling wint zilver in Osaka, De Wit pakt het brons” (Zaterdag 23 november 2019, 11:17), NOS