oplet

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·let

Werkwoord

vervoeging van
opletten

oplet

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opletten
    • ... dat ik oplet. 
  2. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opletten
    • ... dat jij oplet. 
  3. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opletten
    • ... dat hij oplet.