opknapten
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- op·knap·ten
Werkwoord
vervoeging van |
---|
opknappen |
opknapten
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van opknappen
- ...dat wij opknapten.
- ...dat jullie opknapten.
- ...dat zij opknapten.
- ...dat wij opknapten.