ophaling
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- op·ha·ling
Woordherkomst en -opbouw
- naamwoord van handeling van ophalen afgeleid met het achtervoegsel -ing [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ophaling | ophalingen |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de ophaling v
- inzameling van afval door bij woningen en bedrijven langs te gaan
- handeling waarbij iets omhoog wordt bewogen
- (figuurlijk) een herinnering weer tot leven brengen
Gangbaarheid
- Het woord ophaling staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ophaling" herkend door:
74 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 3 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Achtervoegsel -ing in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Figuurlijk in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 74 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %