oogstbaar
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- oogst·baar
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van oogsten met het achtervoegsel -baar
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | oogstbaar | oogstbaarder | oogstbaarst |
verbogen | oogstbare | oogstbaardere | oogstbaarste |
partitief | oogstbaars | oogstbaarders | - |
Bijvoeglijk naamwoord
oogstbaar
- te oogsten, als men van de de resultaten van een handeling kan profiteren
- Haar oom heeft veertig rassen kersen in zijn boomgaarden. Eén bepaalde soort is maar drie of vier dagen oogstbaar. Doordat de verschillende rassen na elkaar rijp zijn, is er altijd verse kers. [1]
Gangbaarheid
- Het woord oogstbaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Sheila Kamerman NRC 9 juli 2005