oogstbaar

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • oogst·baar
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen oogstbaar oogstbaarder oogstbaarst
verbogen oogstbare oogstbaardere oogstbaarste
partitief oogstbaars oogstbaarders -

Bijvoeglijk naamwoord

oogstbaar

  1. te oogsten, als men van de de resultaten van een handeling kan profiteren
    • Haar oom heeft veertig rassen kersen in zijn boomgaarden. Eén bepaalde soort is maar drie of vier dagen oogstbaar. Doordat de verschillende rassen na elkaar rijp zijn, is er altijd verse kers. [1] 

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Sheila Kamerman NRC 9 juli 2005