Naar inhoud springen

ontzeilt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ont·zeilt

Werkwoord

vervoeging van
ontzeilen

ontzeilt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontzeilen
    • Jij ontzeilt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontzeilen
    • Hij ontzeilt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van ontzeilen
    • Ontzeilt! 

Gangbaarheid