onttrekt
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ont·trekt
Werkwoord
vervoeging van |
---|
onttrekken |
onttrekt
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van onttrekken
- Jij onttrekt.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van onttrekken
- Hij onttrekt.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van onttrekken
- Onttrekt!