onttakelt
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ont·ta·kelt
Werkwoord
vervoeging van |
---|
onttakelen |
onttakelt
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van onttakelen
- Jij onttakelt.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van onttakelen
- Hij onttakelt.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van onttakelen
- Onttakelt!