ontruimt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ont·ruimt

Werkwoord

vervoeging van
ontruimen

ontruimt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontruimen
    • Jij ontruimt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontruimen
    • Hij ontruimt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van ontruimen
    • Ontruimt!