oneigenlijk

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • on·ei·gen·lijk
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen oneigenlijk oneigenlijker oneigenlijkst
verbogen oneigenlijke oneigenlijkere oneigenlijkste
partitief oneigenlijks oneigenlijkers -

Bijvoeglijk naamwoord

oneigenlijk

  1. niet overeenkomend met de oorspronkelijke bedoeling
  2. niet overeenkomend met de oorspronkelijke betekenis
  3. (letterkunde) figuurlijk
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

89 % van de Nederlanders;
83 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen