onbereden
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- on·be·re·den
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | onbereden | onberedener | onberedenst |
verbogen | onberedenste | ||
partitief | onberedens | onberedeners | - |
Bijvoeglijk naamwoord
onbereden
- iets waar (nog) niet op gereden is
- Kijk uit over de vijf brede stroken die zich, hier en daar licht glooiend, in flauwe bochten door het veenweidelandschap kronkelen, de uitdijende skyline van Amsterdam als baken in de verte. Stel vast dat er plots zo veel asfalt ligt dat de linkerstroken vaak zo goed als onbereden blijven. Is dit dan autorijden zoals autorijden bedoeld is?[1]
- Christoph en zijn zusje hadden de sloot bij de Kolkweg gisteren helemaal voor zichzelf, toen de brugklasser onder het nog onbereden ijs ineens iets blauws zag.[2]
- niet op een paard zittend
- Het begon steeds harder te regenen, terwijl een aantal studenten op het plein zittend een vergadering begon, de zogeheten general assembly, waarbij voortdurend Occupy-achtig met de handen werd gefladderd. Bereden én onbereden politie volgde de bijeenkomst nauwlettend. Diverse sprekers spraken de studenten via een megafoon in het Engels toe. Hun stemmen werden zozeer vervormd dat ik er vrijwel niets van kon verstaan.[3]
- van een paard: zonder ruiter
- Alleen via brede kieren tussen de planken verschijnen glimpen van de sierlijk opgetuigde, maar onbereden paardjes, die eindeloos hun kringetjes draven.[4]
Gangbaarheid
- Het woord onbereden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "onbereden" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen.[5] |