bereden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·re·den
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
berijden

bereden

  1. meervoud verleden tijd van berijden
    • Wij bereden. 
    • Jullie bereden. 
    • Zij bereden. 
  2. voltooid deelwoord van berijden
Antoniemen
stellend
onverbogen bereden
verbogen bereden
partitief beredens

Bijvoeglijk naamwoord

bereden

  1. te paard
    • Er kwam bereden politie aan te pas. 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be