omzie

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • om·zie

Werkwoord

vervoeging van
omzien

omzie

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omzien
    • ... dat ik omzie. 

Werkwoord

vervoeging van
omzien

omzie

  1. (in een bijzin) enkelvoud tegenwoordige tijd aanvoegende wijs van omzien
    • ... dat men omzie.