ombindt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • om·bindt

Werkwoord

vervoeging van
ombinden

ombindt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ombinden
    • Jij ombindt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ombinden
    • Hij ombindt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van ombinden
    • Ombindt! 
Verwante begrippen

Werkwoord

vervoeging van
ombinden

ombindt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ombinden
    • ... dat jij ombindt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ombinden
    • ... dat hij ombindt.