obool

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

obool
Uitspraak
Woordafbreking
  • obool
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord obool obolen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de oboolm

  1. (numismatiek) (verouderd) Griekse munt van geringe waarde
    • 'Er zit geen schot in het paradijs,' zei hij. 'Dat is het probleem. Innovatie wordt er niet gezien als een prioriteit. Het enige wat er gebeurt, is de aankomst van nieuwe gasten. En Charon kreeg tenminste nog een obool per overtocht. Hij werd beter betaald dan ik' [3] 
Verwante begrippen

Gangbaarheid

18 % van de Nederlanders;
22 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen