novemberavond
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- no·vem·ber·avond
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van november zn en avond zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | novemberavond | novemberavonden |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de novemberavond m
- een avond in de maand november
- ▸ Ajax-trainer Louis van Gaal wilde niet zozeer een sneer uitdelen op die novemberavond in 1995, zo verzekert hij zaterdagavond in Andere Tijden Sport. Hij somde simpelweg de feiten op na de zege van zijn ploeg in de wereldbeker. "Het was allemaal waar wat ik zei."[1]
Verwante begrippen
- januariavond, februariavond, maartavond, aprilavond, meiavond, juniavond, juliavond, augustusavond, septemberavond, oktoberavond, decemberavond
Gangbaarheid
- Het woord novemberavond staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “Van Gaal over beginjaren bij Ajax: 'Ik had ontslagen kunnen worden'” (Zaterdag 2 januari 2021), NOS