norminkomen

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  norminkomen    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• norm·in·ko·men

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  norm zn  en  inkomen zn 

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	norminkomen	norminkomens
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het norminkomen o

1. een normaal inkomen voor iemand met een bepaalde functie

   • De omzet van een gemiddelde orthodontistenpraktijk ligt rond 750 duizend euro, schat Steenvoorden. Daarvan zou, volgens berekening van het norminkomen van de NVA zelf, ongeveer 140 duizend euro 'winst'overblijven. 
   • Plasterk wil het bedrag van de forensentaks opbrengen door de bankenbelasting verder te verhogen (400 miljoen euro), de hypotheekrenteaftrek verder in te perken (300 miljoen), het norminkomen van medisch specialisten te verlagen (300 miljoen) en hoge vermogens extra te belasten (500 miljoen). 

Gangbaarheid

• Het woord norminkomen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.