noodhospitaal

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • nood·hos·pi·taal
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord noodhospitaal noodhospitalen
verkleinwoord noodhospitaaltje noodhospitaaltjes

Zelfstandig naamwoord

het noodhospitaalo

  1. (medisch) tijdelijk ziekenhuis dat gebouwd is in verband met een noodsituatie
     Om de ziekenhuizen te ontlasten worden twee noodhospitalen uit de grond gestampt met samen plek voor meer dan 2000 patiënten. De bedoeling is dat het eerste ziekenhuis over negen dagen opengaat.[1]
     In Wuhan, waar het virus uitbrak, wordt een noodhospitaal met duizend bedden uit de grond gestampt. Dat moet 3 februari opengaan en daarmee de ziekenhuizen van de stad ontlasten. Die gaan nu gebukt onder voorraadtekorten en een grote toestroom van mensen die bang zijn dat ze besmet zijn.[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 17 november 2022 Weblink bron “Dodental nieuw coronavirus stijgt naar 41, alle slachtoffers Chinees” (Zaterdag 25 januari 2020, 08:00), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 17 november 2022 Weblink bron “Chinese Muur en andere grote attracties dicht vanwege nieuwe coronavirus” (Vrijdag 24 januari 2020, 11:02), NOS