neutraliseer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- neu·tra·li·seer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
neutraliseren |
neutraliseer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van neutraliseren
- Ik neutraliseer.
- gebiedende wijs van neutraliseren
- Neutraliseer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van neutraliseren
- Neutraliseer je?