neigange

Uit WikiWoordenboek

Pennsylvania-Duits

Uitspraak
Woordafbreking
  • nei·gan·ge

Werkwoord

neigange

  1. voltooid (verleden) deelwoord van neigeh
Opmerkingen

Werkwoord

(ich) bin neigange

  1. eerste persoon enkelvoud voltooide tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van geh

(sie) sin neigange

  1. derde persoon meervoud voltooide tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van geh

Werkwoord

neigange

  1. enkelvoud verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van neigeh met het hulpwerkwoord: sei
Opmerkingen

neigange

  1. meervoud verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van neigeh met het hulpwerkwoord: sei
Opmerkingen