nebuleus
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ne·bu·leus
Woordherkomst en -opbouw
- uit het Latijn [1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | nebuleus | nebuleuzer | nebuleust |
verbogen | nebuleuze | nebuleuzere | nebuleuste |
partitief | nebuleus | nebuleuzers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
nebuleus
Gangbaarheid
- Het woord 'nebuleus' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "nebuleus" herkend door:
43 % | van de Nederlanders; |
45 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ nebuleus op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be