namaakten
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- na·maak·ten
Werkwoord
vervoeging van |
---|
namaken |
namaakten
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van namaken
- ...dat wij namaakten.
- ...dat jullie namaakten.
- ...dat zij namaakten.
- ...dat wij namaakten.