mountainbiker

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

mountainbiker
Uitspraak
Woordafbreking
  • moun·tain·bi·ker
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord mountainbiker mountainbikers
verkleinwoord mountainbikertje mountainbikertjes

Zelfstandig naamwoord

de mountainbikerm

  1. persoon die fietst op een fiets die geschikt is voor onverharde wegen en wegen door een sterk geaccidenteerd terrein
     Twan van Gendt vertelt dat hij op de WK in Papendal zijn laatste wedstrijd als BMX'er heeft gereden. De wereldkampioen van 2019 stopt echter nog niet als sporter. Hij gaat verder als mountainbiker.[1]
     Van der Poel deed als mountainbiker mee aan de Olympische Spelen in Tokio. Daar moest hij afstappen na een harde valpartij in de openingsfase van de wedstrijd.[2]
Verwante begrippen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 26 oktober 2022 Weblink bron
    NOS Wielrennen
    “Van Gendt stopt als BMX'er: 'Het lichaam is gewoon op'” (Zondag 22 augustus 2021, 15:29), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 26 oktober 2022 Weblink bron
    NOS Wielrennen
    “Na val in Tokio zet niet fitte Van der Poel streep door WK mountainbike” (Zondag 22 augustus 2021, 18:10), NOS