motorclub

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mo·tor·club
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord motorclub motorclubs
verkleinwoord motorclubje motorclubjes

Zelfstandig naamwoord

de motorclubv / m

  1. vereniging van motorrijders
     Ook motorclubs riepen hun achterban op alleen te rijden en niet te verzamelen bij clubhuizen. Vorig weekend hadden motorrijders nog te veel in groepen gereden – twee is het maximaal toegestane aantal – en niet altijd anderhalve meter afstand gehouden.[1]
     Vormen ze een motorclub? Nee, dat niet, de jongens grijnzen. Een motorclub is veel officiëler, met allemaal regels. „Wij zijn een vriendengroep”, zegt Sharif Maduro (31).[2]
     Voor een garagebox hangen drie jongens bij hun motoren. (…) Motorclubs die zich bezighouden met criminele activiteiten zouden ‘motorbendes’ moeten worden genoemd. Daarvoor pleit de belangenvereniging van motorrijders en motorclubs, de Koninklijke Nederlandse Motorrijders Vereniging (KNMV), donderdag in een open brief. De motorclubs roepen de Tweede Kamer, de media en de minister Sander Dekker (Rechtsbescherming, VVD), op te stoppen met het betitelen van criminele motorbendes als motorclubs.[3]
Verwante begrippen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 4 mei 2022 Weblink bron
    Maike van Leeuwen
    “Met zijn vieren wielrennen kan echt niet meer” (12 april 2020) op nrc.nl op Wikipedia
  2. Bronlink geraadpleegd op 4 mei 2022 Weblink bron
    Peter de Krom & Sanneke van Hassel
    “Vrij zijn is…touren op verlengde motoren” (21 juni 2018) op nrc.nl op Wikipedia
  3. Bronlink geraadpleegd op 4 mei 2022 Weblink bron
    Anouk Eigenraam
    “Motorclubs roepen op criminele clubs ‘motorbende’ te noemen” (8 maart 2018) op nrc.nl op Wikipedia