moei

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • moei
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘tante’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord moei moeien
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de moeiv [3]

  1. tante
Afgeleide begrippen

Werkwoord

vervoeging van
moeien

moei

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van moeien
    • Ik moei. 
  2. gebiedende wijs van moeien
    • Moei! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van moeien
    • Moei je? 

Gangbaarheid

46 % van de Nederlanders;
52 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen