minibos

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

minibos
Uitspraak
Woordafbreking
  • mi·ni·bos
Woordherkomst en -opbouw
  • afleiding van bos met het voorvoegsel mini-
enkelvoud meervoud
naamwoord minibos minibossen
verkleinwoord minibosje minibosjes

Zelfstandig naamwoord

het miniboso

  1. bos met een oppervlak van ongeveer 250 vierkante meter met een grote biodiversiteit dat in een stad is aangelegd
     Twaalf gemeenten gaan in samenwerking met natuurorganisatie IVN zogenaamde 'tiny forests' aanplanten. Dat zijn dichtbegroeide minibosjes, ter grootte van een tennisbaan. Op deze manier wil IVN verstedelijkte gebieden groener maken. Ook dragen de bosjes bij aan meer biodiversiteit en waterberging bij zware regenval.[1]


Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 22 juni 2023 Weblink bron “Twaalf gemeenten gaan minibossen aanplanten” (Woensdag 15 augustus 2018, 06:00), NOS