medieert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • me·di·eert

Werkwoord

vervoeging van
mediëren

medieert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van mediëren
    • Jij medieert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van mediëren
    • Hij medieert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van mediëren
    • Medieert!