maror
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ma·ror
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | maror | meroriem |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- (Jiddisch-Hebreeuws) (voeding) bitter kruid, met name gegeten bij de sedermaaltijd
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Gangbaarheid
- Het woord maror staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.